Ik speelde Schatgravers met een groepje kinderen van rond de tien jaar. Ze kenden elkaar van de kinderopvang. Eén ervan had er duidelijk geen zin in. Onderuit gezakt, wegkijkend, het ‘een heel stom spel’ noemend. Deze jongen, Bram, had duidelijk moeite met het benoemen van positieve zaken bij zichzelf en bij anderen. Zijn eigen schatten bepalen vond hij al heel lastig. Bij alle schatten die hij kreeg had hij opmerkingen, in de categorie bah, stom en jakkes. Hij zocht het in stoer, lef en vergelijkbare schatten. Terwijl ik een uitermate slim maar niet genoeg gewaardeerd en uitgedaagd kind zag. Zijn bijdrage bij de discussie met andere kinderen over hun schatten was beperkt. Als hij zich er al mee bemoeide waren het vooral negatieve opmerkingen.
Uiteraard (‘karma’ zouden mijn kinderen zeggen J) trok Bram het karweikaartje met de opdracht: Noem bij iedere speler iets dat je mooi vindt aan zijn of haar buitenkant. Hij wist zich duidelijk geen houding te geven en zat te draaien op zijn stoel. Hij zei dingen als: jouw flaporen (die dat meisje niet had) vind ik mooi, en: je hebt hele gele tanden. Oei , dacht ik, hoe gaat de groep hiermee om? Wat voor effect gaat dit hebben op de andere kinderen?
Tot mijn verbazing trok de groep zich niet zoveel van hem aan, en gingen de kinderen in zijn plaats allemaal mooie dingen van elkaars buitenkant benoemen. Zijn opdracht werd eigenlijk door de groep naadloos overgenomen. Als hij tijdens een beurt een schat trok en moest bedenken of deze meer passend zou zijn dan wat hij al voor zich had liggen, dachten ze wel met hem mee. Maar als hij dan niks deed met hun opmerkingen, pakte de volgende speler naast hem de beurt en ging het spel gewoon verder. Bram speelde wel mee, maar kreeg dus niet de kans de boel naar zijn hand te zetten. En ook niet om veel ‘Brammerig’ gedrag te vertonen.
Het schatgraven heeft Bram kennelijk toch aan het denken gezet. Een dag later tijdens het buiten spelen ging de bal van één van de andere jongens uit de spelgroep kapot. Een dure bal, waarvoor hij lang en hard had gespaard. Het was Bram die de jongen troostte, en die de volgende dag uit zijn eigen verzameling een vervangende bal meenam. Niks ongeïnteresseerd of negatief doen.“Supertof! Wat fijn Bram!” was de reactie van de andere jongen. En Bram? Die zag je groeien door deze opmerking. Hij deed iets positiefs en werd meteen beloond. Zo kan dat dus gaan in zo’n groep.
Dit bericht is geschreven door Babs. Babs is moeder van een zoon en een dochter, coach en verhalenvinder, en vooral ook zichzelf. Ze helpt graag mensen in contact met zichzelf te komen door de rode draad in hun verhaal te vinden. Babs is een grote fan van het Schatgraversspel. Ze is te volgen via www.verhalenvinder.com, Facebook en Twitter.